Het werkgeheugen heeft echter een beperkte aandachtcapaciteit. Het gevolg daarvan is dat door het uitvoeren van de ene taak de prestaties op een andere taak – zoals het in gedachten ophalen en vasthouden van geheugenbeelden – onder druk komen te staan en worden onderbroken. Ook wordt de aandacht die gericht is op het beoordelen van een herinneringsbeeld afgeleid door de oogbewegingen en wordt er tegelijkertijd afstand gecreëerd tot het herinneringsbeeld door de instructies die tijdens EMDR worden gegeven. Hierdoor vindt er ‘verval’ (desensitisatie) van de herinneringsbeelden plaats en verliest de herinnering steeds meer de emotionele component als deze naar het lange termijn geheugen wordt weggeschreven.